Kaukasusveldtocht

Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er een reeks gewapende conflicten tussen het Ottomaanse Rijk en Keizerrijk Rusland. De Kaukasusveldtocht vond plaats in Oost-Anatolië, Zwarte Zee-regio en de Kaukasus. Hoewel de veldtocht tussen het Ottomaanse Rijk en Rusland met de vrede van Brest-Litovsk eindigde op 3 maart 1918, gingen de gewapende conflicten door. Op 4 juni 1918 tekende het Ottomaanse Rijk het Verdrag van Batumi met Armenië en duurde het conflict met de Centraal Kaspische Dictatuur, de Republiek van Bergachtig Armenië en Dunsterforce van het Britse Rijk tot de Wapenstilstand van Mudros op 30 oktober 1918.

1914: Ottomaanse nederlaag

Een belangrijk doel voor de Ottomaanse regering onder de drie pasha’s, was het veroveren van hun voormalig gebieden in Oost-Anatolië, die de Turken waren kwijtgeraakt als gevolgd van de Russisch-Turkse Oorlog van 1877/78. Enver Pasha opende een maand na de oorlogsverklaring een aanval op dit gebied. Enver Pasha nam het bevel over van het 3e leger met naar schatting 100.000 tot 190.000 man.

Het Russische leger van ongeveer 100.000 man stond onder commando van de Kaukasus gouverneur-generaal Illarion Vorontshov-Dasjkov. Chef-staf Nikolaj Joedenitsh, die gezien wordt als de beste generaal van Rusland gedurende de Eerste Wereldoorlog, was de werkelijke commandant. Echter door nederlagen bij het Pruisische front, bleven er slechts 60.000 man achter om het op te nemen tegen het Ottomaanse leger.

In verband met het oprukken van het Turkse 3e leger, wilde Vorontsov zijn troepen dichter naar Kars terugtrekken. Joedenitsj negeerde dit en bleef om Sarikamish te verdedigen. Tijdens de Slag om Sarikamish leden de Turken tussen 29 december 1914 en 4 januari 1915 een grote nederlaag. Het Turkse leger trok zich volledig terug, terwijl het tussen de 60.000 en 175.000 man verloor. Terwijl Enver Pasha zijn leger richting Kars marcheerde, trok een klein Ottomaans leger vanaf Van richting Iran. Deze troepen ondervonden nauwelijks weerstand en bezette korte tijd de stad Tabriz. De Turken trokken zich ook hier terug, omdat zowel de Russen als de Britten eenheden stuurden naar Noord-Perzië.

1915: Heen en weer

Nikolaj Joedenitsj werd gepromoveerd tot commandant over alle Russische troepen in de Kaukasus. Hij begon meteen een offensief in Turks gebied, waarbij hij oprukte naar het Vanmeer. Dit was een gebied met een grote (christelijke) Armeense minderheid en de Russen hoopten daarom op lokale hulp voor hun leger. Terwijl de Russische troepen het gebied binnentrokken, ontstond er een opstand in Van tegen de Turken op 20 april 1915. De Armeniërs in Van hielde een maand stand tegen de Ottomaanse troepen, waarna de Russen de stad veroverden in mei 1915.  

Generaal Joedenitsj verwachtte dat zwakke Ottomaanse troepen met hooguit drie tot vier divisies. In werkelijkheid bestond het Ottomaanse leger onder commandant Abdul Kerim Pasha uit acht divisies, met daarbij nog een grote hoeveelheid versterking achter de hand. Abdul Kerim Pasha opende in juli de tegenaanval in het gebied rond het Vanmeer en versloeg de Russen bij de Slag om Malazgirt. Deze trokken zich onder generaal Oganovski terug naar ten oosten van Kara Kilise. Generaal Joedenitsh verzamelde snel een mobiele troepenmacht van ongeveer 22,000 man onder generaal Baratov. Dit kleine leger viel begin augustus tijdens de slag om Kara Kilise het Ottomaanse leger op verschillende punten aan. De Turken trokken zich terug naar het zuiden en lieten naast een grote hoeveelheid voorraden ongeveer 6000 Russische krijgsgevangen achter.

Ondertussen werden tijdens de Slag om Van, de Armeense rebellen verslagen, maar door de nederlaag bij Kara Kilise, werd Van voor de tweede keer veroverd door de Russen. In dezelfde periode werd door de Ottomaanse Minister van Binnenlandse Zaken Talaat Pasha relocatie van de plaatselijke Armeniërs geëist. Terwijl dit werd uitgevoerd bleef dit grond rustig van oktober tot eind 1915.

Koerdische cavalerie in Ottomaanse dienst (24 januari 1915)

1916: Russische overwinning

De extreme kou in de winter en de slechte wegen speelden een belangrijke rol bij de vernietiging van het Turkse 3e leger in het voorgaande jaar. Generaal Joedenitsj zag het echter als een kans om een verrassingsaanval uit te voeren op de Turken. Begin januari verliet zijn leger in het geheim de winterkwartieren en marcheerde in de richting van het Ottomaanse fort bij Erzurum. De Russen weten door deze verrassingsaanval een Ottomaanse divisie te vernietigen bij de Slag om Köprüköy van 16 tot 19 januari. Terwijl het Russische leger met zijn zware kanonnen verder oprukte naar Erzurum, werd door een ander Russische troepenmacht een tweede Ottomaanse divisie vernietigd bij de stad Tafta op 14 februari door een onverwachte aanval vanuit het noorden. De Russen marcheerden op 16 februari zonder hinder richting Erzurum.

Het Kaukasusleger van generaal Joedenitsj marcheerde vanaf Erzurum in twee richtingen; een gedeelte trok naar het noorden en veroverde in april de oude havenstad Trabzon, waarbij een ander gedeelte naar het zuiden trok en de steden Muş en Bitlis veroverden. Het Ottomaanse leger onder leiding van Vehip Pasha marcheerde in juni richting Trabzon om de stad te heroveren. Dit opmars werd echter flink vertraagd door het uitvoeren van bombardementen van de Russische Zwarte Zeevloot. Een Russische tegenaanval vanuit Erzincan door generaal Joednitsj veroverde de stad op 2 juli. De Turken langs de kust trokken zich terug om hun frontlinies te stabiliseren. Turkse successen waren de herovering van Mus en Bitlis door Mustafa Kemal Pasha in augustus 1916, wat trouwens van korte duur was. Aan het einde van de herfst werden zijn legers door de Russen echter weer verdreven. Aan de oostzijde van het Vanmeer werd de hele zomer gevochten, maar zonder resultaat voor beide partijen.

1917: Rust op de front

Hernieuwde aanval op de Ottomaanse posities werden gepland door de Russen. Echter veroorzaakte de Russische Revolutie voor een stop op alle Russische operaties. Generaal Joedenitsj werd overgeplaatst naar een positie in Centraal-Azië door de Voorlopige Regering, waarop deze ontslag nam uit het leger. De Turken werden door Britse druk in Mesopotamië en Palestina gedwongen om het grootste deel van hun troepen terug te trekken richting het zuiden. Het Russische leger viel langzaam uiteen tot er geen werkelijke effectieve militaire macht meer over was gebleven.

1918: Ottomaanse overwinning

In 1918 was er, buiten een paar duizend vrijwilligers en ongeveer 200 officiers, nog weinig over van het Russische leger. Een jaar eerder stonden er nog 500.000 soldaten klaar om een offensief te starten. Na een jaar van inactiviteit zagen de Turken hun kans schoon en startten een offensief, waarna eind januari een veldtocht werd gestart. De enige tegenstand die de Turken hierbij ondervonden kwam van de semi-georganiseerde Armeense rebellen. Zonder veel moeite veroverde het Ottomaanse leger van februari tot maart Trabzon, Erzurum, Kars, Van en Batumi. In het midden van dit offensief tekende de nieuwe bolsjewistische regering van de RSFSR op 3 maart 1918 de Vrede van Brest-Litovsk, waarbij de communisten op initiatief van Talaat Pasha afstand deden van al het land dat was veroverd bij de Russische-Turkse oorlog van 1877/78.

Hoewel het conflict met de Russen was afgelopen, raakten de Turken betrokken bij een ander conflict op het Kaukasusfront. Door de Russische revolutie hebben enkele staten in de Kaukasus zich onafhankelijk kunnen verklaren. Dit ging gepaard met onderlinge conflicten over grondgebied. Doordat Armeense rebellen goed georganiseerd waren, werden het Turks Azerbeidzjaanse bevolking verdreven door de Armeniërs. Enver Pasha gaf hierop het bevel om een nieuw leger te stichten, dat alleen uit moslims bestond. Dit moslimleger genaamd Leger van de Islam bestond grotendeels uit Turkssprekende soldaten en had een troepensterkte van 14.00 tot 25.000 man. Dit leger trok de net onafhankelijk verklaarde Democratische Republiek Armenië binnen in wat bekend staat als de Turks-Armeense Oorlog (1918).

Go top