Geschiedenis

Sultan Abdülhamid II werd in 1908 afgezet door de Jong-Turken en installeerden Sultan Mehmed V als staatshoofd. Tevens herstelden zijn de Ottomaanse grondwet van 1876 en heractiveerden ze het parlement. Tijdens de algemene verkiezingen in oktober en november 1908, werd Comité voor Eenheid en Vooruitgang (İttihad ve Terakki Cemiyeti) de grootste partij.

Een van de hervormingen uitgevoerd door Comité voor Eenheid en Vooruitgang was de modernisering van het leger. Gedurende deze periode stond het Ottomaanse leger voor diverse uitdagingen, zoals de Italiaans-Turkse oorlog (1911), de Balkanoorlogen (1912–13), onrust in het Midden-Oosten (zoals in Jemen en Syrië) en voortdurende politieke onrust. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was het Ottomaanse leger dus al drie jaar bezig met voortdurende gevechten.

Armeense minderheid

In de media en op het internet spreekt men vaak over de zes Armeense provincies van het Ottomaanse Rijk. In deze zes provincies zouden Armenen een meerderheid vormen. Echter klopt dit niet met de werkelijkheid. In de provincies Bitlis, Diyarbekir, Erzurum, Mamuretülaziz, Sivas en Van vormden Armenen geen meerderheid, maar vormden zij een grote minderheid. Binnen deze provincies waren er wel gebieden die een Armeense meerderheid kenden. Dit is te zien in de officiële volkstelling van het Ottomaanse staat. In 1895 hebben generaal-lieutenant Zelyoniy en colonel Sysoev van het militair hoofdkantoor van het Russisch Keizerlijke leger een map gecreëerd waarin de distributie van Armeense, christelijke en moslim populatie van deze provincies worden weergegeven.

Map met weergave van distributie van Armeense (roze), christelijke (geel) en moslim (groen) populaties binnen de zogenaamde zes Armeense provincies. (Zelyoniy, 1895)

Binnenkort meer informatie…

Go top